Na een goede nachtrust worden we om 6
uur wakker van de wekker. Als we klaar zijn lopen we op ons gemak naar de
ontbijtzaal. We blijken een van de laatsten te zijn. Alle tafels zijn gevuld.
Er is nog precies een plekje voor ons vrij. Het bedienen gaat dit keer vlot en
binnen no-time hebben we onze toast en de banaantjes tot onze beschikking.
Zelfs de thee smaakt prima en ziet er niet al te donker uit. Om half 8
vertrekken we in 19 fietstaxi’s naar de opstapplaats van de boot, die ons naar
de Mingun-pagode zal brengen. Het is een lollig gezicht die lange sliert
fietstaxi’s door de straten. Sommige fieters zijn alleen niet al te subtiel,
die van Mariam botst zelfs tegen een auto aan. Na een half uurtje slingeren
door de stad komen we bij de opstappplaats voor de boot aan. Via een simpele
houten plank stappen we aan boord van de boot. Twee bemanningleden houden de
reling voor ons omhoog. Op de boot staan prachtige houten kuipstoeltje waarin we
heerlijk kunnen zitten. De tocht duurt ongeveer een uurtje en wordt de ‘Road to
Mandalay’ genoemd. Vanaf de boot hebben we een prachtig uitzicht op de berg
Mandalay en de daarachter gelegen bergen van de Shan in de verte. Al van verre
zien we de vijftig meter hoge Mingun-pagode. Bij de aanlegplaats worden we
opgewacht door taxi’s in de vorm van ossenkarren en verschillende verkoopsters.
We beginnen bij de Mingun-pagode. Deze bouw van deze pagode werd in 1790
gestart onder leiding van koning Bo-daw-hpaya. De pagode had een hoogte van 170
m moeten krijgen zodat men hem zelfs vanuit Amarapura zou kunnen zien. Met deze
hoogte zou de pagode het grootste boeddhistisch heiligdom ter wereld worden. De
pagode is echter maar voor een derde afgebouwd, doordat de Konbaung-dynastie
ten onder ging tijdens de eerste Engels-Birmaanse oorlog. Ook kreeg de pagode
te maken met een aardbeving in 1838 waarbij de relikwieënkamer instortte. Een
lange scheur in de voorgevel getuigd nog van dit voorval. Via een pas
aangelegde trap beklimmen wij samen met Mariam deze ‘grootste bakstenen berg
ter wereld’. We worden daarbij begeleid door een hele stoet jongens die ons
maar al te graag naar boven willen brengen voor een fooitje. Eenmaal aangekomen
op de pagode hebben we een prachtig uitzicht over Mingun en de Ayeyarwady. We
zien ook de restanten van de twee 33 meter hoge chinthei-beelden, die de trap
naar de Mingun-pagode moesten bewaken, de Hsin-byu-me-pagode en de Mingun-gong.
Vanaf de Mingun-pagode wandelen we naar
het nabij gelegen bejaardentehuis. Dit ruim opgezette complex is gesticht door
een boeddhistische non van rijke komaf. We bezoeken allereerst de slaapzaal van
de alleenstaande mannen. In de ruim opgezette kamer staan een aantal bedden met
aan ieders zijde een kastje voor de privé spulletjes. De kamer van de
alleenstaande dames ziet er ook keurig schoon en opgeruimd uit. De echtparen
hebben de beschikking tot kleine huisje die zich tegenover de slaapzalen
bevinden. Als we staan te kijken, gaat de bel voor het ontbijt. De dames en
heren lopen in een rijtje naar de eetzaal aan de andere kant van het plein. Wij
volgen ze naar de eetzaal. Er wordt eerst gebeden voordat er wordt opgeschept.
Als we naar de uitgang lopen van het complex komen we nog langs de dokterspost.
We nemen een kijkje binnen. De apothekersassistente begroet ons vriendelijk en
maakt een praatje met ons. Schuin tegenover het bejaardentehuis ligt de witte
Hsin-byu-me-pagode. Deze pagode werd tijdens het bewind van Bo-daw-hpaya in
1816 door kroonprins Ba-gyi-daw gebouwd voor zijn lieftallige echtgenote,
prinses Hsin-byu-me. De pagode heeft een ongebruikelijk bouwstijl. Zeven
golvende terrassen lopen kringvormig om de pagode heen en symboliseren de zeven
gebergten die de wereldberg Meru omsluiten. Via een smalle steile trap
beklimmen we de witte pagode. We komen uit op een terras vanwaar we een
prachtig uitzicht hebben op de nabij gelegen Mingun-pagode. Vanaf de
Hsin-byu-me-pagode lopen we terug naar de boot. Onderweg maken we nog een korte
stop bij de Mingun-gong. Deze 6 meter hoge gong is met zijn 101.4 ton zware
gewicht de zwaarste nog intact zijnde gong ter wereld. Als laatste maken we nog
wat foto’s van de omgevallen chinthei-beelden en de Mingun-pagode plaquette.
Ons volgende doel is het Mandalay Palace
wat midden in het centrum van de stad ligt. De muren en de grachten zijn de
enige originele overblijfselen van de koningsstad. Het paleis is na de
verwoesting in maart 1945 herbouwd. Voordat we het terrein mogen betreden
moeten we 10 Kyat betalen en de paspoorten laten zien. Via een van de vier
hoofdpoorten betreden we de voormalige paleisstad. De koningsstad wordt
verdeeld in afzonderlijke vierkanten en rechthoeken door recht op elkaar
staande straten. In het midden bevindt zich het 120 gebouwen tellende
koninklijke paleis. Het is opvallend rustig zodat we op ons gemak een kijkje
kunnen nemen in een aantal gebouwen. Als laatste bezoeken we de uitkijktoren
van het terrein. De houten wenteltrap kan zo te zien we een opknapbeurt
gebruiken. We twijfelen even of het wel verantwoord is om naar boven te gaan,
maar als we zien dat er meerder mensen van boven naar beneden komen wagen we de
gok. Vanaf de toren hebben we een mooi uitzicht over het gehele complex. De
taxi brengt ons vervolgens naar de Shwe-nan-daw-kyaung of het Gouden
Paleis-klooster. Dit klooster is het enige paleisgebouw wat de Britse granaten
heeft overleefd. In dit teakhouten klooster stierf koning Mindon. Na zijn dood
werd het gebouw een tijdlang nog gebruikt als meditatie ruimte. Tegenwoordig is
het een museum. Nadat we onze kaartjes hebben getoond, nemen we een kijkje in
het klooster. Hier en daar zien we nog wat van de vroegere koninklijke pracht
en praal. Binnen zien we goed bewaard gebleven houtsnijwerken en een kopie van
de reusachtige leeuwentroon van de Konbaung-koningen. Ooit waren de buiten
muren verguld en versierd met bladgoud. Hier en daar zien we op de buitenmuren
nog wat restanten van dat bladgoud.
Als
laatste van de dag bezoeken we
Mandalay Hill. Rond kwart over 4 arriveren we bij de twee reusachtige
chinthei-beelden aan de voet van het 1729 traptreden tellende
pelgrimspad. We
worden meteen aangesproken door taxichauffeurs die ons naar de top
willen
brengen. Wij besluiten echter om te gaan lopen. Onderaan de trap moeten
uiteraard de schoenen uit. De trap heeft vrij vlakke traptreden en is
daardoor
niet erg vermoeiend. Na ongeveer 435 treden komen we bij het eerste
uitkijkplatform uit. Op dit platform bevindt zich in een pagode het
beroemde
Peshawar-relikwie. Het uitzicht valt verder een beetje tegen door de
omringende
begroeiing die het uitzicht belemmerd. We klimmen verder de trap op.
Bij het
volgende platform staat in het midden het beeld van de
Byadeik-pay-boeddha, de 'Profeterende Boeddha'. Deze boeddha houdt zijn
rechterhand uitgestrekt in de
richting van Mandalay. Deze symbolische houding van de hand komt
nergens anders
voor en symboliseert de voorspelling van boeddha over de stichting van
de stad.
Op het volgende platform stuiten we op het kleurrijke beschilderde
beeld van de
vrouwelijke demon Sandra Moke Kit. Zij biedt aan boeddha haar
afgesneden
borsten aan. Als we op het bovenste platform aankomen, zijn we
enigszins
teleurgesteld wat we te zien krijgen. Het ziet er allemaal maar kaal en
kleurloos uit. We keren om en lopen terug naar beneden. Bij het eerst
volgende
platform zien we ineens foto’s van een kleurrijke tempel die
boven op de berg
zou moeten staan. Aan de lokale bewoners vragen we waar dit is. Er
blijkt een
smal kruip-door-sluip-door route naar boven te zijn, die je niet ziet
als je
het niet weet. We lopen door een tweetal gewelven en komen dan ineens
op het
bovenste platform uit. We kijken onze ogen uit. Het uitzicht is
prachtig maar
ook de met spiegelmozaïeken ingelegde tempel is een lust voor het
oog. Het
zonnetje is al aan het zakken waardoor het nog mooier wordt opgelicht.
We maken
een rondje over het platform en genieten van al het pracht en praal.
Ineens
bedenken we dat we ook nog het hele stuk naar beneden moeten. De
schemering
begint al aardig in te vallen, zodat we moeten opschieten. De meeste
winkeltjes
op de trap zijn inmiddels verdwenen waardoor het stuk donkerder is.
Gelukkig verloopt
de terugreis naar beneden een stuk vlotter dan de heenweg. Rond half
zes komen
we net voor het donker bij de taxi aan. De taxichauffeur brengt ons
terug naar
het hotel. Onderweg bedenken we ons dat we eigenlijk wel graag meteen
willen
gaan eten. We vragen of de chauffeur ons wil afzetten bij restaurant
Mann. Als
we hem betaald hebben, nemen we afscheid en bedanken we hem
vriendelijk. In het
restaurant bestellen we twee sweet sour chicken met cola. Ondanks dat we ons
vreselijk vies en stoffig voelen smaakt het eten uitstekend. Na het eten lopen
we terug naar het hotel waar we om kwart voor 7 arriveren. Uiteraard duiken we
eerst lekker onder de douche om al het vuil en stof van ons af te spoelen.
Aansluitend werken we het dagboek bij en bekijken we nog wat de foto’s. Om 9
uur vinden we het welletjes en kruipen we lekker in bed waarna we vrij snel al
genietend in slaap vallen.