|
Na de steile klim door het bos komen we in een wat weidser landschap terecht. Het pad vervolgt zijn weg langs het randje van de kloof, zodat we een prachtig uitzicht hebben op de Icefields Parkway en de Athabasca Glacier. Hier en daar staan nog wat struiken en als we goed kijken zien we onze eerste bighornsheep (dikhoornschapen) grazen. Uiteindelijk komen we tussen de bergen terecht, waar de grond wat nat en drassig begint te worden. Bovendien begint het ook steeds harder te sneeuwen. Midden in de alpiene weide liggen een aantal rotsblokken waar we een wandelbordje zien staan. We lopen nog een klein stukje door, maar de grond begint nu echt modderig te worden. Bovendien maakt de harde wind en de sneeuw het er ook niet echt prettiger op. We besluiten dan ook om terug te keren. We lopen dezelfde weg terug en komen een hele groep wandelaars tegen. We zien wederom de groep dikhoornschapen, maar dit keer laten ze ook wat van hun klauterkunsten zien. Langs enorm steile hellingen lopen ze op hun dooie gemakje van de ene naar de andere kant. In het bos moeten we goed uitkijken, dat we met onze schoenen niet achter de vele boomwortels blijven steken en struikelen. Kwart voor 2 zijn we terug bij de auto en genieten we van een krentenboterham en een banaan. Die hebben we wel verdiend na de wandeling. We rijden weer terug richting Aurum Lodge over de Icefields Parkway. Onderweg stoppen we nog even bij het begin van Nigel Pass Trail. Volgens het boekje van Darwin Wigett moet er in de buurt een mooie maar kleine waterval liggen. We volgen een heel smal en klein paadje stroomafwaarts, maar vinden niets. Op een gegeven moment zijn we het pad ook kwijt en keren terug naar de auto.
De volgende stop is bij het North Saskatchewan Valley Viewpoint. Hiervandaan hebben we een schitterend uitzicht over de weg beneden in de smalle kloof en over de rotsen van de Cirrus Mountain. Aan het einde van de parkeerplaats, begint een korte wandelweg (2 km heen en terug), die ons naar de mooie Panther Falls brengt. Eerst bekijken we deze waterval nog even van boven, maar al snel blijkt dat we niet veel kunnen zien. Bovendien vind Jeroen het niet zo leuk dat ik zo over het randje tuur. Het pad ligt verscholen achter een enorme berg met grind en zand en staat slecht aangegeven. Als we het eenmaal hebben gevonden, is het gemakkelijk te volgen. Het kronkelt flink tussen de bomen door en daalt snel. Onderweg zien we aan de andere kant van de bergen nog een waterval kletteren, de Breidal Veil Falls. We verlaten vervolgens het bos en lopen verder langs de bedding van de rivier. We beginnen de waterval steeds duidelijker te horen en dan staan we er ineens oog in oog mee. Het water stroomt krachtig uit een donker gat in de rotswand en valt gracieus neer. Een prachtig uitzicht, dat we moeten bekopen met een behoorlijk natpak. We lopen terug naar boven en slaan halverwege het pad af richting de waterval. Volgens Darwin loopt er overdwars een paadje dat ons schuin onder de waterval brengt. Maar we worden wel gewaarschuwd, want het pad kan stijl en glibberig zijn. Het valt reuze mee. Alleen het laatste stukje is wat spannender als we onder een uitstekende rotspunt moeten kruipen en daarna direct in een afgrond kijken. We komen inderdaad naast de waterval terecht. In de rotsen is een soort grot uitgeslagen waar we kunnen zitten. We genieten van het donderende geraas van het vallende water, wat we zelfs kunnen aanraken.