Voor het eerst werden we gewekt door een
heerlijk zonnetje wat vrolijk door de gordijnen scheen. We waren dan ook ruim
voor de wekker wakker. Hierdoor hadden we zeeën van tijd, voordat we pas konden
gaan ontbijten. We besloten om alvast alle spullen die we niet meer nodig
hadden alvast in de auto te leggen, zodat we straks niet zoveel meer hoefden te
sjouwen. Om 8 uur konden we eindelijk ontbijten. Het was behoorlijk druk, want
alle tafeltjes waren bezet. De trap en de vloer van de ontbijtzaal waren ook
een stuk viezer, zodat ik baalde dat mijn schoenen beneden had uitgetrokken. Een uurtje later
vertrokken we naar het dichtbij gelegen Kirkjugólf, wat letterlijk kerkvloer
betekende. De basaltkolommen laggen hier direct aan het oppervlak ( 80m2),
zodat het net leek of deze ‘vloer’ door mensenhanden was neergelegd. Vanaf deze plek reden we verder over de 1
naar de prachtig Fjaðrárgljúfur kloof en de Fjaðrá-rivier. We parkeerden de
auto bij het welbekende bord en begonnen onze wandeling naar boven. Er was niet
echt een herkenbaar voetpaadje, maar het kon eigenlijk niet missen. Af en toe
keken we stiekem over het randje om een glimp van de kloof op te vangen. De
hele kloof was begroeid met allerlei mossen, waardoor het echt een
sprookjesachtige sfeer uitademden. Jeroen had wel wat moeite met de randjes als
ik daar te dichtbij kwam. Bovendien was hij erg in trek bij de vliegen wat tot
grote ergernis leidde. Nadat we helemaal naar de ander kant van de kloof waren
gelopen, besloten we terug te gaan. Terug bij de parkeerplaats probeerden we
nog beneden langs de kloof in te gaan, maar de rivier versperden ons de weg.
Onze volgende stop was bij
Laufskálavörður, waar we ons geluk voor de rest van de reis aanvroegen. Door
een steentje op een van de vele heuveltjes te leggen, zouden we de rest van de
reis gevrijwaard blijven van pech onderweg. Nu maar hopen dat het echt werkte. We vervolgden onze weg
naar Vík, waar we al om 12 uur aankwamen. Het personeel van het hotel keek ons
best verwonderd aan, omdat we zo ontzettend vroeg waren. We moesten slechts 10
minuten te wachten, voordat er een kamer voor ons gereed was. Nadat we onze
spullen op de kamer hadden gezet, gingen we direct weer op pad op zoek naar
PUFFY. We reden eerst naar Reynisdrangar, maar omdat het zo ongelofelijk hard
was gaan regenen besloten we eerst naar Dyrhólaey te gaan in de hoop dat het
daar droog zou zijn. Droog was het, alleen was deze kaap nog gesloten vanwege
het broedseizoen van de vogels en wel tot 25 Juni. Dan maar weer terug naar het zwarte strand en de
basaltformaties van Hálsanefshellir. Vanaf de parkeerplaats was het een klein
stukje lopen naar de prachtige basaltpilaren. Helaas regende het nog steeds
zodat we de paraplu meenamen. We kwamen eerst langs de bijzonder fraai gevormde
basaltpilaren, die goed afstaken tegen het groene gras. Uiteraard konden we het
niet laten om er op te klimmen. Jeroen had het geluk dat hij zijn hand in een
heerlijk hoopje vogelpoep legde. We liepen verder naar de ondiepe grotten waar
we lekker konden schuilen voor de regen. Boven de grotten was het een drukte
van jewelste van vogels die aan en af vlogen. Met de verrekijker in de hand
zagen we eindelijk onze PUFFY. Nadat we nog een tijdje
naar de vogels en de woeste golven hadden gekeken, gingen we terug naar de
auto. We besloten de Reynisfall (340m) te beklimmen in de hoop een beter zicht
op de papegaaiduikers te krijgen. We konden niet echt het pad naar boven
vinden, zodat we even bij het informatiecentrum langsgingen. Ze vertelden ons
dat we alleen met een 4-wheel-drive helemaal naar boven konden rijden, dat
betekende dus dat wij het lopend moesten doen. We reden met de auto zover
mogelijk naar boven en parkeerden de auto ergens halverwege en begonnen toen
aan de pittige klim. We gingen gestaag naar boven. Eindelijk boven viel het ons
eigenlijk wel een beetje tegen. We zagen genoeg vogels, maar allemaal van een
te grote afstand. Teleurgesteld begonnen we aan onze netgekochte chips. De weg
naar beneden bleek een stuk zwaarder, doordat ik weer last kreeg van mijn knie.
Om 6 uur kwamen we eindelijk bij onze auto
aan. We gingen direct op zoek naar een restaurant voor het diner. Naast het informatiecentrum
vonden we ‘Halldórskaffi’, wat ons een geschikte plek leek. We waren een beetje
bang dat we de eersten zouden zijn omdat het nog redelijk vroeg was, maar er
waren al heel wat tafeltjes bezet. Nog geen half uur nadat wij waren binnen
gekomen, waren alle tafeltjes bezet. Jeroen had een heerlijk kippetje
uitgekozen en ik had de forel uitgezocht. Het smaakte weer prima alleen was
mijn forelletje een beetje erg vet. De rekening viel reuze mee ( hoofdgerechten
+ fanta/sprite + gratis soepje = ISK 4340). Rond half 8 waren we terug
in het hotel. Eerst even lekker gedoucht en daarna nog wat fotootjes bekeken en
de route uitgestippeld voor de volgende dag. Ruim voor tienen kropen we al
onder de wol na weer een heerlijke dag.